Na enkele bakminuten draai ik het vlees om en dat doe ik nog
eens. Als ik de spatel op het daarvoor bestemde bakje leg komt er een zeer onfrisse
geur mijn neus binnen. Ik kijk naar het vlees en vervolgens naar de spatel. Ik
draai het vlees nog eens om en hou de spatel dicht bij mijn neus. Dat is een
uiterst slecht idee, want het ding stinkt naar kots. Dit is foute boel.
Manlief moet erbij komen en ook ruiken aan de spatel. Nee,
hij ruikt niets. Die kruiden doen z’n werk! Het ruikt prima. Ik vertrouw het
niet en gooi het vlees zo de prullenbak in. Als ik na het eten even weg moet en
daarna weer terugkom, weet manlief me te vertellen dat de vriezer uit staat.
Uit? Hoe kan dat?
Neefjelief heeft hier gespeeld en heeft per abuis de vriezer
uitgezet en daar komen wij anderhalve dag later achter. Wat nu? Alles weggooien!
Niets kan bewaard worden met deze warmte. Alleen het brood kan nog worden
opgegeten.
Daar gaat al het lekkere vlees, de onaangeraakte vis en de
gesmolten ijsjes. Het kost ons ook nog een ritje naar het grof vuil, want we
durven het geen twee weken in onze container te laten zitten.
En nu maar vullen hé die lege vriezer. Vooral met ijsjes,
dat begrijp je wel!