Het is een kinderdienst. De kinderen uit groep drie en vier werken er aan mee. Er worden leuke liedjes gezongen en als het even kan gebaren erbij. Aan de muur hangen mooie tekeningen en ook de preekstoel is ermee versierd.
De dominee gaat aan de hand van teksten op papier de tien geboden vertellen. Als de dominee vraagt wie van de kinderen uit groep drie de briefjes op het podium omhoog willen houden, zodat de gemeente mee kan kijken, wil zoonlief absoluut niet naar voren komen. Hij vindt het maar wat spannend. Wat ik ook zeg, hij wil niet.
Maar er zijn genoeg kinderen die dat wel willen en al gauw kijken tien glimmende gezichtjes de gemeente in. Ieder kind een gebod in de hand. ‘Nou', zeg ik tegen zoonlief, ’zo is het ook leuk, kun je lekker de teksten lezen.’ Zoonlief spant zich in en tuurt naar de A-tjes en zegt: ‘Dat kan ik niet lezen, veel te kleine lettertjes.’
Even later vraagt de dominee aan de kinderen uit groep vier wie het juiste gebod bij het geprojecteerde plaatje wil zoeken om de tekst daarna hardop voor te lezen. Ik ben nog intensief aan het kijken welk gebod bij het plaatje past als zoonlief zijn hand op steekt en naar voren mag komen. Huh, wat doe je nou? En dat durf je wel? Een trotse glimlach siert mijn lippen.
Als zoonlief de juiste tekst bij het plaatje heeft, leest hij het hardop voor. Een trotse kerel komt terug naar zijn plaatsje naast me. En of het niet genoeg is gaat hij ook nog een tweede keer. Als hij dan terugkomt zegt hij enthousiast: ‘Mama, ik heb zelf de microfoon vastgehouden.’ Ehh, en de boodschap dan? Ja, wat belangrijk is, is belangrijk!